zondag 2 november 2014

ontbrekende straf processtukken en het opgeven van getuigen

Op 1 juli 2014 heeft de Hoge Raad een overzichtsarrest gewezen inzake het oproepen en horen van getuigen bij een strafzitting. Er worden hoge eisen gesteld aan de verdediging wat betreft het tijdig (minimaal tien dagen van tevoren) en gemotiveerd vragen om de oproeping van getuigen. Je moet en minimaal tien dagen voor de zitting gemotiveerd om vragen. Als je een dag te laat bent en het niet netjes motiveert vergeet het dan maar. Het gaat er dan niet meer om of het in het verdedigingsbelang is. Het gaat er dan slechts nog om of het echt noodzakelijk is, en dat is het volgens veel rechters al snel niet meer. Hierbij wordt er door de Hoge Raad kennelijk van uitgegaan dat het O.M. netjes en op tijd de processtukken aan de verdediging verstrekt en de verdediging op grond daarvan onderzoekswensen op tafel kan leggen. Dat gebeurt heel vaak niet. De RC benaderen is een wettelijke mogelijkheid, maar dat kan het O.M. gewoon naast zich neerleggen. Het enige wat echt helpt is een kort geding bij de voorzieningenrechter. De dagvaarding voor de Officier van Justitie ligt al klaar.www.bondam.nl

stealth sms en IMSI catcher - lekker makkelijk

Op basis van de uitspraak van de Hoge Raad van 1 juli 2014 is het voor het O.M. vrij gemakkelijk geworden om door een stealth SMS of met een IMSI catcher mobiele telefoonnummers te achterhalen en hun locatie te bepalen. Mooie techniek, maar soms met onverwacht grote gevolgen voor de argeloze niet wetende verdachte, maar het mag dus wel. Wellicht iets om eens over na te denken. 
Voor een vertrouwelijk gesprek in een safe room: www.bondam.nl 

alcoholslot is al genoeg straf!

Op 22 september 2014 heeft het Gerechtshof in Den Haag het Openbaar Ministerie in drie strafzaken waarin het ging om rijden na gebruik van alcohol "niet ontvankelijk" verklaard. Geen extra straf dus voor deze mensen. Dit omdat er al een alcoholslot programma was opgelegd. Hoewel het alcoholslot officieel niet als straf maar als bestuursrechtelijke maatregel wordt opgelegd is is dit in de praktijk wel degelijk een straf. En dat is een Europees grondrecht, een dubbele bestraffing mag niet. Het begon met een paar dappere rechters die dat ook vonden. En nu dus het Gerechtshof. Fijn dat Justitie vooralsnog een halt wordt toegeroepen met deze onredelijke dubbele bestraffingen. Er is door het O.M. wel cassatie ingesteld maar vooralsnog liggen er weer kansen voor de verdediging. Laat die kansen niet liggen!   www.bondam.nl 

maandag 21 juli 2014

Officier van Justitie niet ontvankelijk bij TBS zaak

Officier van Justitie niet ontvankelijk bij TBS zaak

In deze zaak was de verdachte in 1998 veroordeeld voor het binnendringen van de woning van zijn ex vrouwen mondelinge bedreigingen. Er was geen sprake van geweld. Hij werd veroordeeld tot TBS           (ter beschikking stelling) met dwangverpleging. Omdat er geen sprake was van een geweldsdelict had op grond van artikel 38 E lid 1 SR de totale duur van de ter beschikking stelling niet langer mogen zijn dan vier jaar. Toch duurde deze dus al ruim 16 jaar…. De Officier van Justitie vraagt  gewoon weer verlenging van de TBS voor weer twee jaar. Gelukkig trapt de rechtbank er niet in en verklaart de rechtbank de Officier van Justitie niet ontvankelijk. De grote vraag is dan natuurlijk waarom er door Officier van Justitie , rechtbank en vorige advocaat de laatste 12 jaar ook niet is opgelet en hoeveel schadevergoeding dat moet opleveren… ( NBSR 2014, 170) http://www.bondam.nl    

horen zonder rechtsbijstand - vrijspraak!

Hof Den Bosch  spreekt verdachte in hennepzaak vrij doordat de verdachte is gehoord zonder voorafgaande rechtsbijstand.


Op grond van artikel 6 van het Europese recht van de rechten van de mens heeft de verdachte recht op rechtsbijstand voor het politieverhoor, ook wel genoemd het Salduz consult. Het Openbaar Ministerie heeft dit uitgewerkt in de “Aanwijzing rechtsbijstand Politieverhoor” Daarin staat kort samengevat dat de advocaat binnen twee uur aanwezig moet zijn, en dat de politie anders mag beginnen met horen. Soms is dit onhaalbaar, de politie is via het 0900 nummer vaak heel slecht bereikbaar, personen worden heengezonden of  overgeplaatst naar andere politiebureaus zonder dat de advocaat daarvan op de hoogte wordt gesteld en ook een advocaat kan ook maar op 1 plek tegelijk zijn.  In deze zaak duurde het allemaal wat langer en de verdachte werd daarom gehoord zonder dat hij eerst met een advocaat had gesproken . Het Hof  vindt dat de omstandigheid dat een advocaat zich niet tijdig meldt geen afbreuk kan doen aan het grondrecht van rechtsbijstand. De door de verdachte afgelegde bekennende verklaring kon daarom in de papierversnipperaar en er bleef onvoldoende over voor een veroordeling; vrijspraak ( NBSR 2014,162).  http://www.bondam.nl    

vormfout in hennepzaak - vrijspraak !

Vormfout hennepzaak - vrijspraak

De politie rook in februari 2008 op straat een sterke wietlucht. De politie vroeg bij het energiebedrijf informatie op. Deze zagen een sterk verhoogd stroomverbruik op de locatie. Anderhalf jaar later deed het energiebedrijf nog een netwerkmeting en zag verdachte stroompieken. De resultaten van dat onderzoek werden teruggekoppeld naar de politie. Vervolgens besloot de politie tot een inval en werd de woning binnengetreden met een machtiging.  Er werd een hennepkwekerij aangetroffen.  Het Hof Arnhem - Leeuwarden spreekt de verdachte echter vrij  omdat er ten aanzien van de verdachte geen uit feiten of omstandigheden redelijk vermoeden van schuld aan het overtreden van de Opiumwet bestond ten tijde van de inval. Wie wanneer en waar precies de wietlucht rook is niet goed geverbaliseerd, hetzelfde geld voor de bevindingen van het energiebedrijf (NBSR 2014,158). http://www.bondam.nl 


dronken op de verkeerde weghelft, dodelijk ongeval, niet roekeloos

Dronken (885UGL, is vier keer de limiet van 220 UGL) met de auto op de verkeerde weghelft rijden; , motorrijder dood:  het is wel onvoorzichtig en onoplettend maar  niet “roekeloos”;  


Wat in het gewone spraakgebruik al snel roekeloos wordt genoemd is dat nog niet in de zin van de  wegenverkeerswet.  In deze zaak was de verdachte door het Gerechtshof veroordeeld tot gevangenisstraf van drie jaar , waarvan een jaar voorwaardelijk, en vijf jaar ontzegging van de rijbevoegdheid. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof omdat er geen sprake is was van roekloosheid zoals bedoeld in art 175 lid 2 wegenverkeerswet. Roekeloosheid is aan opzet grenzende schuld en werkt strafverzwarend. In dit geval was daar volgens de HR geen sprake van. De Hoge raad legt de lat daarvoor erg hoog (NBSR 2014,152)

donderdag 12 juni 2014

vormverzuim in kinderporno zaak - vrijspraak

Rechtbank straf vormfout af:
Betrokkene werd verweten dat hij ruim 16000 kinderporno afbeeldingen zoals bedoeld in art 240B wetboek van strafrecht op zijn computers had.

Betrokkene werd 's ochtends wakker van de inval van de politie waarbij zijn deur werd geforceerd.  Plotseling stond de politie naast zijn bed.  Betrokkene leidde een nogal teruggetrokken leven. De politiemensen waren, na vele jaren, de eersten die bij hem thuis kwamen. De politie neemt wat computers mee en verhoort hem kort. Later die dag repareert hij zijn deur.  De politie schrijft echter op in het proces verbaal: betrokkene heeft toestemming verleend aan de politie om binnen te treden en ook schriftelijk toestemming verleend om zijn woning te doorzoeken. De schriftelijke toestemming ontbreekt. Er is ook geen proces verbaal van binnentreden en doorzoeking. Ook ontbreekt het PV van het gehoor dat die dag is afgenomen. Er kan dus ook niet worden vastgesteld of betrokene is gewezen op zijn zwijgrecht en op zijn recht op consultatiebijstand.

Er is volgens de rechtbank door de politie gehandeld in strijd met de Algemene Wet op het Binnentreden gegeven voorschriften. Er is volgens de rechtbank inbreuk gemaakt op het in artikel 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van verdachte. De rechtbank oordeelt dat er ook sprake is van schending van het beginsel van een eerlijk proces ( fair trial) zoals bedoeld in artikel 6 EVRM.

De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een onherstelbaar ernstig vormverzuim  in het voorbereidend onderzoek waarbij betrokkene is geschonden in zijn rechten zoal bedoeld in art 6 en 8 EVRM, zoals bedoeld in art 359 A Strafrecht, en dit moet leiden tot bewijsuitsluiting. Betrokkene wordt vrijgesproken. Het O.M. heeft geen hoger beroep ingesteld.

Conclusie: Hoewel de Hoge Raad de lat voor vormverzuimen hoog legt kan de politie ook te ver gaan. In dat geval kan bewijs worden uitgesloten hetgeen kan leiden tot vrijspraak. www.bondam.nl 

woensdag 11 juni 2014

drinkspelletje studenten eindigt in verkrachtingszaak...

Drinkspelletje in gemengd studentenhuis eindigt in een verkrachtingszaak bij de meervoudige strafkamer - vrijspraak

De aangeefster had verklaard dat zij die avond samen met cliënt en een paar huisgenoten een drinkspelletje hadden gedaan en dat zij nogal veel hadden gedronken. Zij en cliënt, die in hetzelfde pand ook een kamer had, zouden vervolgens ieder naar hun eigen kamer zijn gegaan om te gaan slapen.

Later in die nacht zou zij plotseling wakker zijn geworden doordat cliënt bovenop haar lag en seks met haar had. De aangeefster had hierover vervolgens wisselende en deels tegenstrijdige verhalen verteld aan huisgenoten en haar familie, die ook allen werden gehoord door de politie, en later ook de rechter.

Cliënt zou haar excuus whats app berichten hebben gestuurd. Cliënt zou toen al hebben gezegd dat hij het zich niet meer goed kon herinneren. Wel moest hij het huis na een "huisberaad" verlaten. Hij moest een excuusbrief schrijven aan zijn studentenvereniging en verliet deze ook. Vervolgens verliet hij ook zijn studentenstad. Pas veel later kwam de zaak bij de politie (en bij mij). Pas toen beriep cliënt zich op zijn zwijgrecht.

De tenlastelegging luidde verkrachting, dan wel seksueel binnendringen van iemand die in staat van lichamelijke onmacht verkeert, dan wel de poging daartoe. De eis was een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, alsmede een voorschot immateriële schadevergoeding van 2500 Euro..... Kortom een nogal heftige eis voor een nette student...

Bij de rechtbank heeft cliënt verklaard het zich niet meer goed te kunnen herinneren wat er is gebeurd. De rechtbank oordeelt, nadat cliënt twee weken in spanning had gezeten, dat er geen steunbewijs was voor de aan de verdachte ten laste gelegde handelingen. Al hetgeen derden hebben verklaard berust volgens de rechtbank slechts direct of indirect op de verklaring van aangeefster zelf. Er is geen wettig en overtuigend bewijs. Vrijspraak. Na twee weken blijkt dat de Officier van Justitie geen hoger beroep heeft ingesteld. Cliënt hoeft niet te zitten, kan verder met zijn leven, en krijgt niet voor tachtig jaar een strafblad... Een terechte uitspraak. http://www.bondam.nl 

Noodweer - (zelfverdediging)

Het beroep op noodweer (zelfverdediging) wordt niet zomaar aanvaard. De rechtspraak is zeer kritisch. Ik kan dan ook een ieder adviseren om nooit in die discussie terecht te komen. Want wellicht win je die discussie uiteindelijk, je moet er soms wel voor naar de Hoge Raad. En daar zit niemand op te wachten. Al die tijd ben je immers verdachte van een geweldsdelict. En hoewel er zou moeten worden uitgegaan van de onschuld presumptie (iedereen moet voor onschuldig worden beschouwd totdat het tegendeel bewezen is) kan zelfs al de verdenking grote gevolgen hebben. Denk bijvoorbeeld aan al die mensen die werken in de beveiliging die afhankelijk zijn van een grijze pas, of sportschutters of jagers.  Zij hebben direct een probleem. Dus zeker tot voor kort was mijn advies wees gewoon een lafaard en laat je overvallen, in elkaar slaan, neersteken,  lek schieten,  doe vooral niets,  en ga daarna getuigen verzamelen, foto's maken en aangifte doen.

De vraag die lagere rechters vaak slechts stellen is "kon je niet weglopen? Vergeten wordt dan echter de belangrijke vraag "moest je weglopen?" Daar lijkt nu verandering in te komen. Er is een kentering te bespeuren in de rechtspraak. Niet langer gaat het alleen om de vraag of je je aan de aanval had kunnen onttrekken. Het is primair van belang of je wel aan de aanval had moeten onttrekken. In zoverre komt zelfs het Amerikaanse beginsel "stand your ground"  in beeld.  Als je dus wordt aangevallen, bijvoorbeeld in je eigen huis door een inbreker,  is dus primair de vraag of je je wel aan de aanval moet onttrekken. Daarna pas of je je aan de aanval kon onttrekken.

ECLI:NL:HR:2014:858 Hoge Raad, 08-04-2014, 12/02123 met ECLI:NL:PHR:2014:259
samenvatting: 

Noodweer
In de rechtspraak met betrekking tot het ‘vluchtvereiste’ kan een onderscheid gemaakt worden tussen een feitelijke en een normatieve vraag: bestond de mogelijkheid te vluchten (feitelijke vraag) en was de aangerande gehouden te vluchten (normatieve vraag)? Onjuist is in ieder geval de verwerping van een beroep op noodweer met de motivering dat verdachte zich aan de aanranding had kunnen onttrekken en dat dus ook had moeten doen. De rechter dient juist andersom tewerk te gaan. Hij zal zich eerst moeten afvragen of gevergd kon worden dat degene die zich op noodweer beroept zich aan de aanranding zou onttrekken en pas daarna, wanneer die vraag bevestigend is beantwoord, of vluchten voor verdachte ook mogelijk was. Verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding zal niet noodzakelijk kunnen worden geacht, indien verdachte zich aan de aanranding had kunnen en moeten onttrekken.


http://www.bondam.nl 
    

dinsdag 15 april 2014

teveel UGL, alcoholslot, invordering rijbewijs, ontzegging rijbevoegdheid of andere extra straf door politierechter?

invordering rijbewijs, ontzegging rijbevoegdheid of andere straf door politierechter na alcoholslot?

Na aanhouding voor rijden onder invloed van alcohol worden er door de overheid twee aparte wegen bewandeld. Die van het CBR en die van de strafrechter. Veel mensen voelen zich "dubbel gepakt".

Als het CBR de maatregel van deelname aan een alcoholslot programma (ASP) oplegt dan is dat een maatregel die in de praktijk ongeveer 5000 Euro kost, en twee jaar duurt.

Dat staat officieel volledig  los van de vrijwel altijd ook nog volgende strafzaak bij de politierechter. Daar gaat het dan meestal om een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een aantal maanden  en een geldboete. De vraag is dan in hoeverre de opgelegde alcoholslot programma maatregel dient mee te wegen in de beoordeling in de strafzaak.

Hier wordt heel  wisselend over gedacht.

Er zijn drie benaderingen:
1. Het alcoholslot programma van het CBR is een maatregel en geen straf, dus de strafrechter heeft daar niets mee te maken; Je krijgt en een ASP en een straf.
2. het alcoholslot programma van het CBR is officieel een bestuursrechtelijke maatregel maar feitelijk een straf; Omdat niemand twee maal voor hetzelfde feit bestraft mag worden is volgt er geen nieuwe straf door de strafrechter. Het OM is niet ontvankelijk ( zie hierna voor zo'n uitspraak) ;
3. En alles wat daar tussen in zit: de richtlijnen van het OM houden inmiddels rekening met de eventuele oplegging van een ASP. Sommige Officieren van Justitie gaan daar echter gewoon aan voorbij en eisen als vanouds alsof alsof er geen ASP maatregel is opgelegd.  De rechtbanken zijn daar niet aan gebonden. De rechters hebben hun eigen LOVS orientatiepunten maar zijn vrij in de afwegingen die zij kunnen maken.  

Omdat hier echter wisselend over wordt gedacht liggen hier kansen voor de verdediging. Dit kan al in een vroeg stadium, en ook al bij de teruggave van het ingevorderde rijbewijs in de raadkamer van de rechtbank.
Een mooi voorbeeld van niet ontvankelijk verklaring door de rechtbank is  de volgende overweging die leidt tot niet ontvankelijkheid van het O.M. ( en dus geen straf door de politierechter):

De politierechter verklaart het OM niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte en overweegt daartoe als volgt.

Dit is niet de eerste zaak waarin een nog niet strafrechtelijk veroordeelde burger te maken krijgt met verschillende trajecten bij verschillende overheidsinstanties. Het rijbewijs van verdachte is ingevorderd en doorgestuurd naar het CBR en voornoemde instantie heeft krachtens een hem toegekende eigen wettelijke bevoegdheid een procedure ingesteld en uitgevoerd, zonder dat hier een strafrechter aan te pas is gekomen of kan komen. Het begint in de strafprocedure bij het OM en in de bestuursrechtelijke procedure bij het CBR bij hetzelfde feit: verdenking van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (“dronken rijden”). De politierechter gaat er van uit dat beide procedures, die elk een verschillende wettelijke achtergrond hebben, naast elkaar kunnen bestaan en dat het OM in beginsel te allen tijde krachtens eigen bevoegdheid tot vervolging mag besluiten. Het is echter, mede gelet op bijzondere feiten en de omstandigheden van het geval, denkbaar dat die keuzevrijheid om te vervolgen aan enige beperking onderhevig kan zijn. In het onderhavige geval is verdachte door het opleggen van de verplichting om een of meer cursussen te volgen en deel te nemen aan het alcoholslotprogramma bij voorbaat gedwongen om veel kosten te maken, zonder dat een strafrechter aan een inhoudelijk beoordeling van de zaak is toegekomen. Niet ondenkbaar is dat de strafrechter anders oordeelt over de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de verdenking van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 dan die andere overheidsinstantie, het CBR.

In deze zaak is niet gebleken dat bij het CBR op dezelfde wijze als in de strafzaak, waarin verweren van verdachte aan de orde komen, onderzoek wordt gedaan naar de feiten die hebben geleid tot het invorderen van het rijbewijs. Het CBR is echter in feite – als derde overheidsinstantie – reeds vóór de behandeling bij de strafrechter overgegaan tot het opleggen van vergaande maatregelen, terwijl het, zo blijkt in deze zaak, nog niet zonder meer vast staat dat het aan de verdachte verweten feit in de strafzaak tot een bewezenverklaring leidt. Dit betekent dat verdachte door twee overheidsinstanties tegelijkertijd wordt bejegend, terwijl de ene overheidsinstantie (het CBR) de andere (de rechter) de vrijheid ontneemt om naar bevind van zaken tot een behoorlijke afdoening van de (straf)zaak over te gaan. Daaraan doet niet af dat het CBR en het OM geheel volgens de aan hun toegekende eigen bevoegdheden handelen, voor de burger blijft het “de overheid” die tegen hem maatregelen treft en hem al straf (niet in strafrechtelijke zin) heeft opgelegd. De mogelijkheden om zich tegen de beslissingen van het CBR te verweren blijken in de praktijk praktisch nihil te zijn, deze worden direct uitgevoerd. De politierechter constateert dat hij door het optreden van het CBR in de onderhavige zaak dermate in zijn beslissingsvrijheid wordt beperkt dat een redelijke en billijke strafrechtstoepassing niet meer mogelijk is. Op grond hiervan verklaart de politierechter het OM in deze zaak niet-ontvankelijk in zijn vervolging. 

meer informatie : www.bondam.nl