maandag 13 mei 2013

BOPZ opname mag nog steeds alleen na beoordeling door psychiater


De Hoge Raad heeft bepaald dat de wet BOPZ onvoldoende zware eisen stelt om een in bewaring stelling (IBS) en gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis te rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft bevestigd dat de Europese rechtspraak (in de zaak Varbanov)  eist dat de geneeskundige verklaring moet worden afgegeven door een onafhankelijke specialist (lees:  psychiater).

Als dat om wat voor reden dan ook niet kan, en de geneeskundige verklaring is afgegeven door een arts - niet zijnde psychiater-  dan moet de psychiater alsnog binnen enkele uren komen om de betrokkene te onderzoeken.  Aan de hand van deze uitspraak is overal in Nederland de zogeheten Varbanov verklaring ingevoerd. Dit is een schriftelijke verklaring van een psychiater waarin deze verklaart de betrokkene te hebben onderzocht en dat de bevindingen wel of niet overeenstemmen met de eerdere bevindingen van de arts- niet psychiater.

Dit gaat echter nog steeds vaak fout.  Als bij een dergelijke procedurefout schadevergoeding ten laste van de gemeente wordt gevraagd dan wordt deze normaal gesproken ook snel uitbetaald.    


Het zou voor de hand hebben gelegen als deze uitspraak inmiddels in wetgeving zou zijn omgezet. Dat is echter nog niet gebeurd.

zie:
LJN: BD4375, Hoge Raad , 08/01827
datum uitspraak 26-9-2008
datum publicatie 26-9-2008
instantie Hoge Raad

Het middel bevat de klacht - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank op het verzoek heeft beslist zonder te beschikken over een geneeskundige verklaring die voldoet aan de eis dat zij is opgesteld door een specialist die betrokkene daartoe persoonlijk heeft onderzocht. Aldus klaagt het middel over het niet inachtnemen van een essentiële waarborg voor het grondrecht op vrijheid, in die zin dat niemand van zijn vrijheid mag worden beroofd buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald (vgl. HR 21 februari 2003, nr. R03/002, NJ 2003, 484). Die klacht levert een grond op voor doorbreking van het genoemde rechtsmiddelenverbod, zodat cassatieberoep voor betrokkene openstond. 
De leden 1 en 2 van art. 21 laten de mogelijkheid open dat de burgemeester een inbewaringstelling gelast op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, en wel indien het niet mogelijk is dat een psychiater de verklaring verstrekt. Met inachtneming van de rechtspraak van het EHRM met betrekking tot vrijheidsontneming van als geestesziek aangemerkte personen (art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de door dat hof gestelde eis van "objective medical expertise" aldus moet worden verstaan dat die - behoudens in noodsituaties - een persoonlijk voorafgaand onderzoek van de betrokkene door een specialist, dat wil zeggen een psychiater als bedoeld in art. 1 lid 1, aanhef en onder j, Wet Bopz, veronderstelt. In een geval waarin de inbewaringstelling gelast is op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, brengt de bepaling van art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM dan ook mee dat de rechter, onverminderd het bepaalde in art. 29 lid 2 Wet Bopz, een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling slechts mag verlenen na te hebben kennisgenomen van een schriftelijke - dan wel ter zitting mondeling afgelegde en in het proces-verbaal van de zitting te vermelden - verklaring van een niet behandelend psychiater die persoonlijk de betrokkene na diens inbewaringstelling heeft onderzocht. Het middel is in zoverre gegrond.




meer info: www.bondam.nl  

zaterdag 11 mei 2013

verkrachting?


vakgebied strafrecht
datum uitspraak 12-3-2013
datum publicatie 12-3-2013
LJN: BZ2653, Hoge Raad 11/05421

Op 12 maart 2013 heeft de Hoge Raad haar oude en voor velen tot dan erg onbevredigende standpunt verlaten.   Tot 12 maart 2013 kon men in Nederland voor een tongzoen worden veroordeeld op grond van artikel 242 Sr (seksueel binnendringen / verkrachting). De Hoge Raad komt op 12 maart 2013 terug van zijn eerder aan art. 242 Sr gegeven interpretatie. 

De Hoge raad stelt: De eisen van rechtszekerheid staan er niet aan in de weg dat, hoewel een tongzoen op zichzelf wel het binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking oplevert, deze in redelijkheid niet op één lijn kan worden gesteld met geslachtsgemeenschap of een wat de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit daarmee vergelijkbare gedraging, zodat een afgedwongen tongzoen voortaan niet meer als “verkrachting” in de zin van art. 242 Sr kan worden gekwalificeerd. 

De HR merkt met het oog op de zaken die zijn afgedaan met inachtneming van HR NJ 1998/781 (“tongzoen-arrest”) op dat zijn nieuwe uitleg van art. 242 Sr niet kan worden aangemerkt als een voor herziening vereist (nieuw) “gegeven” zoals bedoeld in art. 457.1 onder c Sv, aangezien dat vereiste het oog heeft op een gegeven van feitelijke aard en niet op een gewijzigde rechtsopvatting. Kortom het heeft voor de oude gevallen geen zin om hierover alsnog herziening te vragen. 

Het is wel erg zuur als je als "oud geval" nu toch levenslang justitiële documentatie ( een "strafblad" ) blijft houden.... 

meer info: www.bondam.nl